Het lijkt alsof de tijd hier langzamer gaat, maar het is oppassen geblazen. Ik werk heel hard. Maar aan het einde van de dag is het ook hier ineens het einde van de dag. Voor je het weet, is de tijd op.
Het is ook zaak het voorjaar bij de horens te vatten.
De bollen zijn uitgekomen en alles kleurt.
Zondag kreeg ik bezoek. Toen het even stopte met regenen, besloten we ineens te gaan wandelen. Gewoon, een stukje lopen, en maar kijken waar je uitkomt. De timing was wat slecht. De schemering viel al in en eigenlijk hadden we honger.
Na een half uur zagen we lampjes in de verte: een restaurant. Thuis stonden diverse, heerlijke ingrediënten te wachten om tot een maaltijd te worden bereid, maar het restaurant trok aan ons als een magneet.
Eenmaal zittend vroegen we of we konden pinnen.
Dat kon helaas niet.
Wij keken sip en zagen in onze portemonnees dat we het niet gingen redden.
'Misschien kunnen jullie morgen betalen', zei de serveerster. 'Ik vraag het wel even aan mijn baas. Baas, mogen zij morgen betalen?'
De baas bleek aan het tafeltje naast ons te zitten.
Hij keek ons een seconde aan en zei: 'Ja, tuurlijk, dat is goed.'
Instant onroering. Ik weet niet wat er erger was: dat ik door dit soort kleine gebaren direct ontroerd raak, of de reden van de ontroering (dat dit in Amsterdam nooit zomaar gebeurt).
Gisteren ging ik het geld brengen.
Onderweg werd ik overvallen door een hagelbui, waardoor ik redelijk verkleumd aankwam. Achter de bar stond dezelfde serveerster.
'Hé, wat goed dat je zo snel komt betalen!', zei ze enthousiast. 'Wil je een koffie van de zaak om een beetje op te warmen?'
Geef een reactie