Ik moest vijf rode dingen zien te vinden in een zee van grijze muizen.
Het gaf me iets te doen.
Ik kreeg een bijna onbedwingbare behoefte de enorme drukte via sms te delen met anderen maar ik kon mijn mobiele telefoon niet pakken omdat ik als een sardientje in een blik stond.
Twee van de mensen in de trein bleken elkaar te kennen van het corps. ‘Ben jij niet?’ ‘Ja, verdomd.’
Zij wisten op het overvolle balkon naar elkaar toe te zwemmen.
De een was arts geworden.
Ik wilde wel roepen dat ik een treinkaartje voor de eerste klas had gekocht.
Gewoon, omdat het zo was.
En dat ik mezelf getrakteerd had op zo’n duur kaartje, voor deze ene keer.
En dat ik nu hier stond.
Bij het derde station ging bijna iedereen eruit.
Ik kon zitten.
De stiltecoupé geeft dezelfde onzekerheid als de niet-rokencoupé van vroeger.
Je weet niet zeker of je er iets van durft te zeggen.
Geef een reactie