De oude man naast me had een kaartje met korting gekocht maar hij had geen kortingskaart.
De conducteur zei dat dat niet zo mooi was. De oude man zei dat hij al die knopjes van zo'n automaat maar ingewikkeld vond en dat hij ze blijkbaar verkeerd had ingedrukt. Hij staarde even vertwijfeld en zichtbaar slechtziend naar zijn kaartje.
De conducteur zuchtte en vroeg zich af of hij deze man ging geloven.
"Maar ik heb een kortingskaart", zei ik, "en deze meneer reist met mij mee."
De conducteur keek naar mij. Even dacht ik dat hij boos zou worden, maar hij was goedgemutst en zei dat het al in orde was.
Hoe anders zou dat gaan onder een dictatoriaal bewind, dacht ik.
Een politiestaat, waar dergelijke grappen eenzame opsluiting in een cel betekenen. Een land in oorlogstijd, niemand te vertrouwen, behalve conducteurs ook zeker geen medereizigers.
Ik voelde me blij met mijn goede daad. Zo makkelijk, en toch zo bevredigend. Ik was gelukkig met het feit dat ik in Nederland woonde, waar conducteurs en oude mannen dit soort dingen begrijpen en waarderen.
Ik zat helemaal klaar voor het bedankje van de oude meneer naast me, die ik gered had van een fikse boete.
De oude meneer naast me zweeg.
Hij ging niet eens echt voor me opzij toen ik er in Utrecht uit moest.
Geef een reactie