In de meubelzaak zag ik tientallen tafels. De meeste waren lelluk.
Maar ze waren in ieder geval drie keer zo goedkoop als in de meubelzaak ervoor.
Als rechtgeaarde Hollander twijfelde ik daarom.
Ik plofte neer op een bank.
Dat is een voordeel van meubelzaken, banken.
Aan mijn linkerzijde begon iets te schuifelen. Eerst dacht ik dat het een hond was, maar het bleek een jongetje.
Hij keek me met grote ogen aan.
Toen legde hij zijn vinger op zijn lippen.
“Niemand mag weten dat ik hier ben”, zei hij. Ik knikte instemmend.
“Vooral mijn moeder niet, en die meneer in die blauwe trui”, zei hij.
Ik keek achterom en zag een meneer in een blauwe trui staan, samen met een vrouw.
Ze keken zoekend om zich heen en kwamen onze kant op.
“Ze komen eraan!”, zei ik.
Het jongetje dook snel weg.
Ik vond dat de man in de blauwe trui een enge nieuwe vriend was van de moeder van het jongetje.
Toen ik de winkel verliet, waren de vrouw en de man nog steeds aan het zoeken.
Geef een reactie