De bespreking was buiten, vanwege het mooie weer.
We praatten over inbellen vanuit Tanzania, over de kans op
zelfredzaamheid, over templates en menustructuren (bij de eerste lees
niet verwarren met menstrueren).
Toen hoorden we het geluid van een in nood zijnde eend.
Wa Wa Wa Wa Wa, hoorden we.
We keken naar het water voor ons.
Daar zwom een klein eendje, op zoek naar de rest van het gezin. De
paniek was duidelijk in het gewawa te horen. Het kopje van het beest
ging wanhopig heen en weer.
In de verste verte was er geen andere eend te zien.
Moederziel alleen. In heel veel water. Wa wa wa!
Een leeg, koud en gespannen gevoel kroop in mijn hart. Ik kon het niet helemaal plaatsen. Medelijden met de eend?
Een instinctief moedergevoel?
Toen wist ik het.
Ik was die eend! Ergens moet ik eenzelfde trauma hebben meegemaakt. Het
kwam me zo bekend voor! In een sneltreinvaart kwamen alle vakanties
terug. Was ik ooit gaan zwemmen en was ik de mensen met wie ik zwom
kwijtgeraakt? Nee. Schoolperiode. Kleuterschool, eerste klas, tweede
klas. Herinneringen vlogen over. Glimlach van de juf. Ballen op het
schoolplein. Knikkeren. Indiaantje spelen in de wigwam. Nee, niet op
school. Het pleintje bij ons huis. Schommelen. Met ??n been rondjes
draaien op het klimrek. De evenwichtsbalk bij turnen. Vijf minuten in
spagaat. Mijn fiets. De geur van de bomen. Kapot getrapte rozenbottels.
Kleefkruid. Eendjes voeren. Hmm.. nee, geen trauma bij het eendjes
voeren. Alleen mijn oma.
Uit deze brei van herinneringen kwam er ineens eentje boven.
Langzaam, beetje bij beetje.
Ik was een jaar of zeven. Ik had een bolle buik en heel blond haar.
Avondvierdaagse.
Na enkele kilometers te hebben gelopen en gezongen (het hondje van de
bakker, die heeft vies gedahaan) mocht ik als beloning mijn medaille
ophalen. Mijn vader bleef even wachten terwijl ik mij een weg baande
door ander grut dat in het blingbling van de medailles graaide. Toen ik
terugkwam, met mijn medaille trots om mijn nek, was mijn vader weg. Ik
keek rond. Mijn vader was altijd makkelijk te lokaliseren. Een lange
man met een bijna helemaal kale kop. Maar ik zag hem niet. Hij was weg.
Ik begon te lopen. Het plein stond zwart van de mensen. Ik duwde tegen
billen en buiken. Ik zag alleen kinderen van andere scholen. Mijn hart
ging in mijn keel te keer. Overal mensen. Vreemde hoofden, rare jassen.
Ik stond op het punt heel hard te gaan huilen, toen ik mijn vader zag.
Ik rende naar hem toe. Uitgelaten vloog ik hem om zijn middel.
Papa, papa, riep ik.
Zo bleef ik even hangen.
Toen pas bedacht ik mij dat dit niet de jas van mijn vader was.
Ik keek omhoog.
In de ogen van een lange man met een kale kop.
Heel anders dan mijn vader.
Geef een reactie