Het is mijn gewoonte om even goed te bekijken met welke mensen ik de dood in word gedreven als ik in een vliegtuig stap.
Naar Berlijn zat het goed. De plaats naast mij was vrij. Dat zou me een beetje ruimte geven bij het sterven. Op de plek daarnaast zat een man met donkere krullen en een bril. Niet onaantrekkelijk. Hij las een boek over Europees jeugdbeleid en al snel bleek dat hij met zijn collega’s op zakenreis was. Hij keek me vaderlijk aan toen ik hem van top tot teen inspecteerde. Dat zat goed. Ik zou me op het moment supreme aan hem kunnen vastklampen. Ik leg mijn lot graag in de handen van anderen in penibele situaties. Voor me en achter me zaten Duitsers. Zij waren stil. Duitsers zijn gedisciplineerd en punctueel. Kortom, fijne mensen in tijden van nood.
Toen begon het vliegtuig te ronken. Binnen een minuut hingen we hoog in de lucht.
Ik had het nog nooit zo druk gezien in het luchtruim. Onder mij bleven maar vliegtuigen komen in tegengestelde richting. Ik voelde me alsof ik op een boot zat en naar dolfijnen aan het kijken was. Of als in een futuristische film waarin we allemaal met het vliegtuig naar ons werk gaan. Schat, schiet op, ons vliegtuig staat al klaar.
Toen we eenmaal goed in de lucht zaten, riep de bemanningsleider uit de cockpit dat we ons klaar gingen maken voor de landing. Ik begon heel hard te lachen maar de andere mensen in het vliegtuig keken heel serieus.
Op de terugweg was mijn mogelijke uitvaart minder goed geregeld. Ik zat naast een dikke, kalende Nederlander. Zijn vrienden zaten een paar rijen verderop en hij had geen moeite met heel hard schreeuwen. Humor was niet zijn sterkste punt. Toen er in het vliegtuigkeukentje een kopje viel, riep hij heel hard: ‘Telefoon!’ en aan een vrouw die aan haar man vroeg waar ze precies zaten, antwoordde hij: ‘Een paar stapjes verder nog’ (de uitgang). Hij liet zijn spitsvondigheid gepaard gaan met een bulderende, vette lach waarbij zijn verbrande hoofd nog roder werd.
Dit keer lette ik dus zelf extra goed op bij de instructievideo (waar de actrice Cynthia Abma de hoofdrol in speelde – hoe ver kun je zinken?).
Gelukkig overleefde ik beide keren.
Waarbij moet worden opgemerkt dat ik nooit de eerste niet zou kunnen hebben overleefd en de tweede wel.
Geef een reactie