Ik woon in de gewraakte Diamantbuurt. Op het randje, dat wel, maar slechts twee straten verderop dan waar de problemen zich de afgelopen tijd hebben afgespeeld.
Om te zeggen dat ik echt overlast ondervind, nee, maar er staan wel eens groepjes jongeren waar ik liever omheenloop.
Bij velen was er de angst dat na de moord op Van Gogh de Diamantbuurt helem??l zou ontsporen. Ik heb mijn buurt nog nooit zo vaak horen noemen door compleet onbekenden op televisie, in de krant, op straat. De Diamantbuurt is het voorbeeld geworden van hoe het niet moet.
Gisteren bracht ik mijn oudpapier weg naar de papierbak.
Terwijl ik de kranten en enveloppen door de gleuf gooide, zag ik een groepje jongeren naderen. Marokkanen.
Ze waren met zijn vieren.
Het schemerde. Er was verder niemand op straat. De jongens waren met elkaar in gesprek. Het welbekende gesis ontsteeg aan het groepje.
Ze hadden mij gezien.
Net toen ik klaar was en ik mijn plastic tas opvouwde, kwam een van de jongens van achteren naar mij toegelopen.
Ik schrok. Wat moest ik doen?
In een flits zag ik mezelf liggen op de grond, messteken in mijn borst.
Met enige paniek in mijn lichaam draaide ik me om.
De jongen vroeg: ‘Is dit de papierbak, mevrouw?’
Euhm.
Ja, zei ik.
Hij pakte uit zijn achterzak een kartonnen omhulsel van een kauwgompakje en gooide het de papierbak in.
‘Dank u wel’, zei hij.
‘Zo, doe ik ook nog eens iets milieuvriendelijks’, zei de jongen tegen zijn vrienden toen hij naar ze terugliep.
Zijn vrienden keken even naar mij, deden een soort van groetende knik en samen liepen ze door.
Ze vervolgden hun gesprek.
Dat stigmatiseren, die polarisatie, die (on)bewuste afkeer.
Trap er niet in.
Misschien zijn ze met 1000.
Dan zijn er nog 16 miljoen over.
Geef een reactie