De tandarts had verbouwd. Geen gebit dit keer maar de praktijk.
Alle jaren 70 kleuren waren vervangen door wit. Strak wit. En glas.
Het was licht.
Ik nam plaats in de wachtkamer die nu uitzicht bood op de receptie. Naast mij stond een bak met speelgoed. De tijdschriften, anders zo goed vertegenwoordigd, waren nog niet opgenomen in hun nieuwe wachtkamerplan.
Ik wachtte. Ik keek naar het speelgoed naast me. Ik pakte Pino uit de bak. Hij zat op een locomotief. Onbewust liet ik Pino een stukje rijden op het tafeltje naast me.
De receptioniste was uit het zicht verdwenen maar ze was buiten mijn beeld in gesprek met een andere vrouw. Ze had extra lange gordijnen nodig maar waar ze ook was geweest, ze hadden ze nergens. Er volgde een vraaggesprek waarin de ene vrouw allemaal zaken opnoemde waar je gordijnen kon kopen en waarin de andere vrouw op alles ontkennend antwoordde. Niet bij de Hema? Nee. En bij IKEA dan? Nee. Of bij de Praxis? Nee. Xenos heeft ook gordijnen? Nee. De telefoon ging maar de receptioniste was te laat met opnemen omdat ze nog niet bij de Kwantumhallen was geweest.
Ik werd langzaam een beetje gek van het gesprek en ik duwde Pino wat agressief te ver vooruit. Pino viel van tafel. Toen hij neerkwam, maakte hij een piepgeluidje.
De tandarts kwam mij halen. Terwijl ik hem complimenteerde met de nieuwe inrichting, zag ik aan de muur tegenover de receptie de rekken vol tijdschriften hangen.
Ik had een gaatje. Mijn gebit is zeer cariësgevoelig, zei de tandarts. Ik poets, ik stook, ik flos alsof mijn leven ervan afhangt, maar het enige wat ik ervoor terugkrijg zijn gaatjes en rekeningen. Grom.
We moesten een afspraak maken om het gaatje te vullen.
“Dat kan morgen!” riep de assistent enthousiast. “Er heeft net iemand afgebeld!”
Morgen is vandaag.
Geef een reactie