Toen de regen nog niet was gevallen zaten er drie dikke dames op de stoep voor de islamitische slagerij. Ze waren de echtgenoten van de mannen van de slagerij en ze wapperden met folders lucht over hun bezwete gezichten. Sloom en warm.
Ze waren gekleed in westerse stijl. Dikke knie?n bloot, dikke armen bloot. En maar wapperen. Hun zwarte haar plakte aan hun voorhoofd vast.
Ze waren in gesprek met een vrouw die net haar boodschappen in de slagerij had gedaan. Deze vrouw droeg een hoofddoekje en was gekleed in een lang gewaad. Zowel haar benen als haar armen waren bedekt.
“Heb je het niet verschrikkelijk warm?”, vroegen de vrouwen. “Trek toch iets uit! Dit is ondraaglijk!”, zeiden ze.
De vrouw lachte. Warm, warm, zei ze, dat valt best mee. Bovendien droeg ze wit en de vrouwen droegen zwart. Dat was pas dom, zei ze. En linnen. Linnen was een stuk beter dan die plastic kleren die de vrouwen droegen.
De vrouwen keken elkaar aan. Mmm, zeiden ze.
“Gekke Fatma”, zei ??n van hen. “Je moet geen onzin praten!”
Geef een reactie