Vooral de eerste dag van Oerol deed me denken aan mijn eerste keer Lowlands. Rijen. Rijen. Rijen.
We misten de boot. De boot zat vol. De volgende boot was uitverkocht. De boot erna ging meer dan vier uur later. Als dit Oerol was, dan wilde ik liever terug naar huis.
Maar de sfeer tijdens het wachten was eigenlijk heel erg leuk en de tijd vloog voorbij. De Brandaris kwam rond 17 uur in zicht. Aan wal was het: zo snel mogelijk je bagage uit een van de karren halen, in een van de busjes van de camping naar keuze stoppen en dan zo snel mogelijk een fiets gaan huren. Zo kwam het dat onze bagage door de camping gebracht werd en dat wij op ons gemak op de fiets erachteraan kwamen. We fietsten verkeerd en werden door een eilander tot aan de receptie van onze camping (Mast) gebracht (achter de receptie stonden haar achterburen, dus die kon ze mooi even groeten).
Wij zagen die avond Poldergasten van Theatergroep DOX, een reprise van een voorstelling waar ik twee jaar geleden aan werkte. Deze plek, onder aan de dijk, met uitzicht over de platte weilanden van Terschelling, maakte de voorstelling nog meer de moeite waard.
De volgende ochtend werden we vroeg gewekt door ons oversociale en niethelemaalgoede buurmeisje dat de avond ervoor nog mee onze tent in was gegaan zonder het te vragen. Er moesten kaartjes worden gekocht. Vanaf 10 uur ging de kassa open, het was pas 8 uur, dus wij voelden ons bijzonder stoer toen wij om half 9 het festivalterrein opliepen. Onze mond viel open van verbazing. Er waren zo’n 300 wachtenden voor ons. Het bord van de voorstellingen zag er zo uit (klik).
Toen wij eindelijk om half 12 aan de beurt waren en ons in de tussentijd heel goed hadden vermaakt met van alles en nog wat en koffie en ontbijt, was bijna alles waar wij naar toe wilden uitverkocht. We kochten kaartjes voor Kassys, Hendrick Jan de Stuntman en TUIG. Op hoop van zegen.
Al snel bleek dat het bij de voorstellingen op Oerol vooral gaat om het gebruik van de locaties, niet zozeer om artistieke diepgang. Soms was dat voor mij te weinig, maar soms werkte dat heel goed. Bij TUIG moesten we met 150 man publiek eerst een paar honderd meter over het mulle strand lopen om vervolgens plaats te nemen op een uit het zand uitgegraven ’tribune’. De voorstelling zelf moest het vooral hebben van de vormgeving, het landschap en het spelen met die twee. Dat was niet erg, de ervaring om op het strand te zitten was al indrukwekkend genoeg. Hendrick Jan de Stuntman en Kassys haalden die ervaring niet.
Na TUIG was er een feestje in een strandtent in een duinpan waar mensen van 25 tot 50 jaar stonden te dansen op de muziek van een energieke DJ. Door het pikkedonker fietsten we over het slingerpad door het bos en de duinen terug naar de tent.
De volgende dag stond in het teken van rust en vertrek. Het weer werd beter, de zon kwam achter de wolken tevoorschijn en de immense stranden met de niet aflatende wind lagen er leeg bij. We reden naar Midsland (klik) en naar West Terschelling. Onze bagage werd op de kade voor de boot gedumpt en lag daar duur en aantrekkelijk te zijn, maar niemand denkt er op Terschelling aan om het te stelen.
In de duinen van dit strand vielen wij in de zon in slaap op de muziek die vanaf het Groene Strand podium weerklonk.
De boot terug kwam te vroeg. Ik ga volgend jaar weer. Niet zozeer voor de voorstellingen, die mogen van mij wel wat innovatiever. Ook niet voor de rijen. Maar wel voor het prachtige eiland, de vriendelijke bewoners, de sfeer, de fietsen, het strand, de duinen en het platteland, de wind, de zon, de locaties.
Geef een reactie