“Ah, wat zijn ze mooi! Wat een ontzettende lieverdjes”, zei de baliemedewerkster enthousiast. Ronja en Maus zaten in hun mandje te wachten, nog redelijk ontspannen, onwetend over de verschrikkelijke dingen die gebeuren zouden. Wie heeft ooit bedacht dat sterilisatie in de volksmond ‘geholpen worden’ zou moeten heten?
Ik voelde me een bruut. Het was alsof ik mijn jonge dochters naar een slachtbank bracht. Een offer bracht aan goden waarin ik niet geloofde. De dierenarts voelde mijn paniek en verzekerde me dat alles goed zou komen. Ronja en Maus keken me nog even aan met een berustende blik voordat ze naar achteren werden gebracht. Mijn hart brak.
We mochten ze al snel weer ophalen. Alles was goed gegaan, en, zo zei de baliemedewerkster: “Ze hebben zich echt voorbeeldig gedragen. Wat een mooie lieverdjes”. Trots als een pauw, ik. Ongelooflijk. Ik heb de liefste en de mooiste katjes van de hele wereld. En zelfs de dierenarts, die honderden katten per week ziet, vindt het!
Ronja en Maus waren zo stoned als een garnaal. Ze zaten in hun mandje een beetje te grijnzen en te smakken, hun buikjes kaalgeschoren met een aantal hechtingen erin. En ze hadden een chip. De dierenarts ging met een scanner over de katjes heen en de katjes begonnen te bliepen. Arme katjes.
Eenmaal thuis aangekomen viel het me mee hoe sloom en verward ze waren. Ik had gedacht dat ze hun roes uit zouden moeten slapen, maar ze sprongen meteen op de tafel, renden achter elkaar aan, snuffelden aan de spullen. Geen spoortje van pijn. Het enige waar ze echt last van hadden, waren hun geknipte nageltjes. Ze vielen van de kast en kwamen het aanrecht niet op. En ze waren aanhankelijker dan ooit.
Ze zijn niet boos op me. Ze liggen nog steeds op schoot en ze zijn blij als ze me zien. Het viel mee. Alleen als ze miauwen kan ik het niet helpen. Ik hoor steeds mi – auw.
Geef een reactie