Het is eigenlijk heel makkelijk.
In combinatie met ‘ik’ staat er NOOIT een t achter word. Ik word. Word ik?
In combinatie met ‘hij/zij/u/onderwerp’ staat er ALTIJD een t achter word.
Hij wordt. Wordt hij?
De enige lastpak in het geheel is de jij-vorm. Want daar staat SOMS een t achter word (-> word/t).
In vragende zin komt er geen t. Dus: ‘Word jij blij van deze spellingles?’ (geen t).
In niet-vragende zin komt er alleen een t achter als ‘jij’ VOOR ‘wordt’ staat. ‘Jij wordt niet blij van deze spellingles’.
Maar: ‘Als ik het goed heb, word jij niet blij van deze spellingles’. Hier staat ‘jij’ achter ‘word’.
‘Dusse, als je goed oplet, word je heel goed in spellen’.
Als je onzeker bent over de d/t kwestie (en dat mag je nu voortaan alleen nog maar zijn in de jij-vorm!), dan moet je het werkwoord gewoon vervangen (in je hoofd he, niet op papier) door het werkwoord lopen.
Je zegt toch ook niet ‘Loopt jij?’. En je zegt wel ‘Jij loopt’. Dat is de allerbeste truc.
Zo.
Dit printen en even uit je hoofd leren.
Ik verzeker je dat sommige mensen een stuk blijer van je zullen worden.
Geef een reactie