Ik hoorde al een tijdje wat gescharrel in de keuken. Een muis, dacht ik. Dus af en toe sloop ik zo stilletjes als ik maar kon naar de keukendeur en stak ik mijn hoofd om het hoekje om te kijken of ik een viervoetig muizenbeestje kon ontwaren. Niets. Ik schoof wat met de oudpapierdoos, maar geen enkel teken van leven. Tot ik weer op de bank zat. Dan begon het opnieuw. Crunch. Crunch. Crunch.
Gisteren zat ik te werken achter mijn computer, toen ik plotseling pieppieppieppiep hoorde. Een vogeltje in nood! Zo klonk het. Snel achter elkaar: pieppieppieppieppiep. Bijna een alarm. Ik liep de keuken in en stond oog in oog met een muis die als een gek stond te piepen. Zodra hij mij zag, vloog hij ervan door, achter de radiator, weg. Ik had nog nooit een muis horen piepen. En zeker niet zo hard. En zeker niet op het midden van de keukenvloer zonder aanwijsbare reden.
Een uur later begon het gecrunch weer. Crunch. Crunch.
Weer sloop ik naar de keuken. Het gecrunch hield aan. Langzaam liep ik naar de plek waar het geluid vandaan kwam. Ik tilde de oudpapierdoos op, die op een mandje stond. In het mandje zag ik de muis. Op zijn rug. Pootjes omhoog, als een dood vogeltje. Daar zit geen leven meer in, dacht ik. Wat te doen? Ik tilde het mandje op. Op dat moment sprong de muis op, een stukje de lucht in, en ging er als een speer vandoor.
Ridicuul. Alsof hij dacht: als ik doe alsof ik dood ben, dan laat ze me met rust.
De bodem van het mandje was bijna helemaal kaalgevroten en doorgegeten. Er lag een leeg pak meel in, dat uit een kastje moest zijn gevallen.
Geef een reactie