Vriendin S. is co-assistent. Over een jaar is ze basisarts. Maar eerst moet ze alle specialisaties binnen de geneeskunde een klein beetje leren kennen om te kiezen waarin ze zichzelf uiteindelijk gaat specialiseren.
We zaten in de tuin in de zon. Ze moest voor haar co-schap neurologie onder andere nu leren de reflexen van mensen te testen. Met een hamertje en zo’n pennetje. Knie?n en buik enzo. Best lastig, zei ze. Je weet niet of je het fout doet of dat de pati?nt misschien wel slechte reflexen heeft als er niets gebeurt.
“Ik heb goede reflexen”, zei ik. Dat had een arts eens tegen mij gezegd, een aantal jaren geleden. Zo, zo, jij hebt goede reflexen, zei hij. Schwing, daar ging mijn onderbeen de lucht in als hij onder mijn knie hamerde. Trots, was ik. Complimenten altijd welkom.
“Ah”, zei vriendin S., “mag ik anders even proberen of het me lukt?”. Jawoor, de kniereflex mocht ze wel proberen. Ze zocht de plek waar ze moest slaan en sloeg rustig maar gericht net onder mijn knie met haar vinger. Er gebeurde niets. “Mijn hamer ligt nog in het ziekenhuis”, zei ze. Maar dat hoefde geen probleem te zijn, zei ze geruststellend terwijl ze naar binnen liep. Even later was ze terug met een lepel. Hmm… “Oke, nog eens proberen”, zei ze, en ze sloeg zachtjes met de lepel vlak onder mijn knie. Er gebeurde niets. Ze probeerde het nogmaals, dit keer hard. Kadeng. Tok. Auw! De lepel kwam met veel geweld tegen het stukje been net onder de knieschijf. Dat deed pijn.
De enige reflex die ik had was om de volgende keer wat minder enthousiast mee te werken aan wetenschappelijke experimenten.
Geef een reactie