« terug naar blog

Overvriendelijk

Mijn vader heeft het ook, zegt hij. Een te groot gevoel van willen helpen, zelfs (of vooral?) als het niet nodig of niet gewenst is. Er zit een man in de trein, hij slaapt, maar schrikt wakker. “Zijn we al bij Leiden?”, vraagt hij. Ik antwoord van niet, hij dommelt weer in. Bij Station Leiden maak ik de man wakker. Hij schrikt op. Ik leg hem uit dat we bij Leiden zijn en dat hij eruit moet. Verbaasd kijkt hij mij aan. Hij blijkt er pas in Amsterdam uit te moeten, maar wilde gewoon weten of we al in Leiden waren geweest.
Er zitten twee oude dametjes in een restaurant. Ze rekenen af, verlaten de tafel, en er blijft een jasje over één van de stoelen hangen. Ik roep de vrouwen na, maar ze horen me niet. Ik sta op, wil het jasje pakken om naar de dames toe te brengen, maar de eigenaar van het jasje die aan het tafeltje ernaast blijkt te zitten, grist hem uit mijn handen, in volle overtuiging dat ik hem wil stelen.
In de supermarkt staat een vrouw bij de electronische weegschaal voor groente en fruit. Ze drukt op de knop met het artikel dat ze in haar plastic tasje heeft verzameld en tuurt onzeker voor zich uit. Ze lijkt te peinzen over welke stap nu te doen. De knop met BON ontbreekt, en er staat een tekst op het apparaat dat uw groente en fruit bij de kassa wordt gewogen en geprijsd. Ik leg haar uit dat ze zelf niet hoeft te wegen, en zij zegt: “Maar meisje, dat weet ik toch zelf ook wel? Tsss”.