Bijslapen, dat was een goed idee voor dit weekend aan de kust. Maar om 7 uur ’s ochtends word ik bruut uit mijn slaap gewekt. Het huisje van de buren is ontwaakt, dus ik ook.
Ik hoor Duitse stemmen. Kinderen. Ik hoor het geluid van een rits die open gaat en dicht. Ze hebben waarschijnlijk een tent in de tuin opgezet.
Maar ik wil nog niet wakker worden. Heel soms heb ik de kracht om dat zo erg niet te willen, dat ik de slaap kan hervatten. Dus ik doe mijn uiterste best. In half verdoofde toestand blijf ik onder mijn dekbed liggen.
Maar dan ontdekken de Duitse kinderen de bal.
Ze ontdekken de bal en het fijne stuitergeluid dat de bal maakt op de tegels achter het huisje. Toch laat ik mij niet kisten, het is nog donker genoeg om terug in slaap te vallen. Ik draai mij om. Ik heb mijn ogen nog niet open gehad, en dat scheelt. Val dan, in die slaap, hop hop.
De Duitse taal geniet mijn liefde niet. Vooral niet om 7 uur ’s ochtends (inmiddels heb ik toch op mijn horloge gekeken om te kijken of mijn onvrede echt terecht is) en met deze hoeveelheid decibellen. Ik ben nog steeds half verdoofd, maar ik probeer in mijn hoofd te bedenken wat ik zometeen uit mijn raampje zal schreeuwen en hoe ik dat in het Duits zal vertalen. Zeker omdat de jengelende kinderen nu mijn slaapkamermuur hebben ontdekt als ideale plek om de bal tegen aan te trappen. Ik denk na. Vertaal de volgende zin: “(scheldwoord) kunnen jullie (scheldwoord) alsjeblieft even wat stiller zijn?” Ik kan niets bedenken dat echt Duits klinkt.
Vertalen is een foute beslissing. Nadenken is funest voor de sluimerslaap.
Ik ben wakker.
Om 7.10 uur begin ik aan het volgende hoofdstuk van mijn boek. Maar nog steeds heb ik de juiste vertaling niet.
Geef een reactie