Het weer was bijzonder zacht voor de tijd van het jaar. Er stond een
wind, die behoorlijk hard, maar ook behoorlijk warm was. Die wind had ik
mee en dus raasde ik met een enorme snelheid door de straten van
Amsterdam. Zo ook door de Czaar Peterstraat.
Ik was me net aan het afvragen waar de televisieserie Het Blok zich nou
precies had afgespeeld, toen ik plotseling een schot hoorde.
Ik schrok me dood. In een reflex zocht ik dekking, door al fietsend te bukken.
De man voor mij keek om.
Ik keek hem recht in zijn geschrokken gezicht.
Waar vandaan was geschoten? Wie was het doelwit?
Moest ik afstappen? Waarom had ik nooit geleerd wat ik moest doen in levensbedreigende situaties?
Op dat moment hoorde ik een sissend geluid.
Paniek maakte zich van mij meester, wat gebeurde er?
De man voor mij stopte. Ik remde af, nog steeds bukkend, alsof ik daarmee de sluipschutter zou kunnen ontwijken.
De man deed net zo raar als ik.
Hij keek schichtig om zich heen. Misschien was hij dergelijke situaties
wel gewend omdat hij een vastgoedmagnaat was die zijn leven nooit zeker
was.
Ik zag een rode container staan. Daarachter zou ik kunnen schuilen.
De man keek mij vragend aan.
Weet ik veel!, dacht ik.
In mijn poging te vluchten, zakte ik een stukje door mijn fiets.
Vervolgens voelde ik hoe mijn band leegliep en hoe mijn velg contact zocht met de grond.
Ik was geraakt!
Had ik ergens pijn?
Ik voelde even niets.
Mijn fiets reed langzaam door. Bij elk rondje dat mijn wiel maakte, hobbelde ik een klein stukje omhoog.
Hmm.
Wacht even.
Pfff, zei de man.
Pfff, zei ik.
Dikke, vette klapband door viercentimeterschroef!
Geef een reactie