Op het moment dat mijn kopje thee werd gebracht, stoof er een kleine
jongeman naar mijn tafel. Eenmaal aangekomen klom hij op de stoel naast
me.
“Jij hebt een lekker koekje”, zei hij.
Hij draaide zijn hoofd een beetje schuin en zette zijn liefste blik op.
Ik keek naar het koekje.
Het was rond en er zaten halve pinda’s op.
“Ja, dat klopt”, zei ik.
“Heel lekker”, zei hij.
“Mm, mm”, zei ik.
Hij raakte een beetje ongeduldig. Met dit ge-mmmm van mij kwam hij niet verder.
Hij twijfelde even, maar deed het toen toch.
Hij stak zijn hand uit naar mijn koekje.
“Hela”, zei ik.
Hij trok zijn hand terug.
Zijn mondhoeken gingen een beetje naar beneden. Hij keek alsof hij
binnen een seconde uit zou kunnen barsten in een oorverdovend gebrul.
Ik keek om me heen. Zijn hoogzwangere moeder zat even verderop.
Ik dipte mijn theezakje enkele malen in het hete water en legde het
zakje toen op het bijgeleverde schoteltje. Dat schoteltje kreeg je vroeger niet
als je thee bestelde, dacht ik. Vroeger moest je heel moeilijk doen met
het zakje en je lepeltje. Draaien en uitpersen. Herinneringen van
bittere, zwarte thee kwamen boven. Die dikke Pickwick zakjes die
eigenlijk voor een hele pot bedoeld waren. Jak. Wat een vooruitgang,
bedacht ik me, hebben ze in de thee-industrie geboekt.
Toen ik klaar was met peinzen was het jongetje weg.
Mijn koekje ook.
Geef een reactie