“We komen van ver”, zei de vrouw. “We zijn de weg kwijt. We moeten onze dochter zien. Ze heeft nog nooit een wedstrijd gelopen. En nu loopt ze voor Pink Ribbon. Ze is kankerpatiënt. We zijn zo apetrots op haar. We moeten haar zien. We zouden naar het 10-kilometerpunt.”
“Wij wilden ook naar het 10-kilometerpunt”, zei ik.
Dat punt bleek niet bereikbaar voor fietsers vanuit Amsterdam. We adviseerden de ouders op 9,5 kilometer te gaan staan, om de hoek, waar wij ook zouden gaan aanmoedigen. Wij zetten onze fietsen neer, liepen een eindje langs het parcours en streken neer. Ik zag de ouders van de kankerpatiënte verderop gespannen naar de honderden renners kijken in de hoop een glimp van hun dochter op te vangen.
We hadden drie spandoeken van A4’tjes met hoofdletters erop.
HUP
HUP3X
MIRJAM
We waren erg op tijd dus we moedigden de ons onbekende renners aan met HUP en HUP3X.
HUP! HUPHUPHUP!
Jullie kunnen ’t!
Alles uit de kast!
Helden zijn jullie!
HEEL GOED!
HUP HEMA!
En het gezicht van de man met HEMA t-shirt straalde.
HUP DELOITTE!
En de dame in het Deloitte t-shirt stak vrolijk haar hand op naar ons op.
HUP ROC VAN AMSTERDAM PODIUM VOOR JONG TALENT DAT ROEPT VRIJ LASTIG!
En de meisjes in het ROC-shirt lachten.
‘Dank jullie wel!’, riepen de renners naar ons.
‘Leuk gedaan!’, riep iemand.
‘Merel!’ Hee, mijn kapster kwam voorbij.
‘Origineel, die letters’, riep een man.
En de lachende gezichten op ons geroep maakten dat we zelf vleugels kregen. We schreeuwden de longen uit ons lijf. HUP! HUPHUPHUP!
‘We worden een beetje hysterisch’, zei vriendin F.
En we hielden ons even in.
Tot mensen weer zo enthousiast op ons reageerden dat we weer helemaal los gingen.
De ouders van de kankerpatiënte verderop sprongen ineens op.
Hun dochter stapte even uit de menigte om hen stevig te omhelzen.
Daarna rende ze snel verder en kwam ze langs ons.
Ik riep naar haar: “Je ouders zijn apetrots op je!”
Ze lachte en huilde tegelijk.
Toen kwam het moment dat we Mirjam konden verwachten. Het spandoek met Mirjam kwam ook uit de tas. De zenuwen gierden door ons lijf.
MIRJAM HUP HUP3X, zo stonden we.
Een renster die voorbijkwam, zei: ‘Jullie moeten omwisselen.”
HUP MIRJAM HUP3X was inderdaad beter.
‘Mam, je bent er toch bij’, had iemand op het wegdek geschreven.
Zagen we daar Mirjam?
Nee, dat was haar niet.
“Ik heet geen Mirjam!”, riep een man.
“Jullie zijn allemaal Mirjam!”, riep vriendin K. “Hup! Hup! Hup!”
“Ik heet Klaas”, zei iemand.
“Hup Klaas”, riepen wij. ‘Huphuphup.’
“Ik heet Marjan, bijna goed!”, riep een dame.
En daar kwam Mirjam.
Ze zag ons al zodra ze de hoek omkwam. Haar naam groot langs de kant van de weg.
HUP MIRJAM HUPHUPHUP!
We schreeuwden nog harder dan ervoor.
“Ooooh, ik heb ’t nodig!”, riep ze. “Dank jullie wel, wat fijn!”
En weg was ze.
We keken haar na.
Toen moesten we er even bij gaan zitten.
We zegen neer in het hoge gras en namen een Penny-wafel.
Ik merkte dat mijn stem weg was. Het was warm.
Mijn rug deed pijn, en ik voelde me moe.
“Hup”, pruttelde vriendin F. naast me.
Een hele prestatie, dat aanmoedigen.
Volgend jaar weer.
Geef een reactie