Op de dag dat de hele wereld te horen kreeg dat Kylie Minogue
borstkanker heeft, zat ik in een kamer met anonieme kankerpati?nten.
E?n kale man, die een indrukwekkend aantal met zilverfolie
ingezwachtelde infusen aan zijn stoel had hangen. E?n wat oudere vrouw,
die al haar haar nog had en niets zei, en haar infuus achter een
gordijntje kreeg. Twee vrouwen tegenover mij, zussen, kaal, die op
vrijwel hetzelfde moment hadden ontdekt dat ze borstkanker hadden.
En dan, op de stoel naast mij, mijn lieve vriendinnetje Swaan.
Niet passend bij de rest.
Sterk, lachend, kaal en ziek.
Het was Swaan’s vierde kuur, op tweederde van het totaal. Ik was voor
het eerst mee. Nu na afloop weet ik niet meer goed hoe ik het me had
voorgesteld maar het was anders dan ik had gedacht. Een kamer vol
stoelen, geen bedden. Stoelen van het ‘relaxte’ soort, verstelbaar,
denk vliegtuig en tuin door elkaar. In een kleur die je zelf nooit zou
kiezen.
Chemotherapie wil zeggen dat je een infuus krijgt en dat je allemaal
zakjes vol puur gif in je gedruppeld krijgt. Langzaamaan. Na een uurtje
of twee mag je naar huis. Eenmaal thuis gaat het nog wel maar
vervolgens lig je te kotsen tot je niet meer kan. Tegen dat kotsen
krijg je weer andere medicijnen die bij sommige mensen wel aanslaan en
bij sommige mensen niet. Dan krijg je weer andere medicijnen.
De twee kale zussen tegenover mij maakten de chemo erger.
Tegelijkertijd maakten ze het lichter, want er werd continu gepraat en
er kwamen zulke ongelooflijke dingen uit hun mond dat er in ieder geval
afleiding was. En afleiding is welkom. Niet nadenken.
De oudere zus had haar puberdochter van een jaar of vijftien
meegenomen. Het meisje stond zichtbaar onder stress en begon af en toe
te huilen. Haar moeder gaf haar geld en sommeerde haar voor haar een
gevulde koek en een cappucino te gaan halen. Geen zoetjes. Naast mij
zag ik Swaan een lichte kokhalsbeweging maken. De moeder zei, op het
volume van een marktkoopman, dat ze nu wel wist “waar vandaan die
kanker was gekomen”.
“Zoetjes”, riep ze, “me zus en ik nemen altijd drie zoetjes in onze
koffie en zie ons hier, nu liggen we hier met ons twe?en. As je drie
zoetjes neemt en je drinkt vijftien koppen per dag dan krijg je al gauw
vijfenveertig zoetjes binnen per dag. Word je helemaal hyper van.”
Ik zag de verpleegster terugschrikken vanwege de vijftien koppen
koffie, Swaans hand op de armleuning verkrampte even. Ik verslikte me
in mijn thee. De verpleegster was hiervoor opgeleid en legde uit dat
vijftien koppen koffie per dag niet goed voor je is en dat je kanker
niet van zoetjes krijgt. “Nou, dan hebben we kanker gekregen van de
koffie”, riep ze.
De twee uur gingen voorbij. De man was al eerder klaar en wenste iedereen sterkte.
De dochter van de oudere zus was in tranen uitgebarsten toen haar tante
op bezoek kwam en nog eens toen haar oma op bezoek kwam. De tante van
het meisje, de schoonzus van de zussen, had ook net een behandeling
achter de rug. Tegenover me zaten drie vrouwen met maar ??n borst.
Daarover werd flink gepraat. De jongere zus had een huis willen kopen,
maar ze kreeg nu geen levensverzekering meer. “Nou, ik sluit ‘m ook
niet af meer ook hoor. Krijgen ze spijt van!”, riep ze. Drie
generaties.
De oudere zus kreeg bloemen, want het was haar laatste kuur. “Nooit
meer doe ik het”, riep ze. “Ook al komt het terug, nooit meer doe ik
chemo, dan ga ik maar dood, alles beter als dit”. Haar dochter beet op
haar lip. Dat zag de moeder. “Dan word ik maar 100 in plaats van 150!”,
kwam er achter aan. De jongere zus kreeg geen bloemen. Volgende keer,
zei ik, dan krijg ik ze ook, dan ben ik klaar.
De verpleegster kwam af en toe checken bij Swaan. Als de ene zak leeg
was, begon de andere. De arm van Swaan werd koud. We praatten over het
weekend, over het volgende weekend, over de verjaardag van Swaan
volgende week, over koetjes en poezen, over de zussen tegenover ons. We
lachten veel. We waren ook stil. Maar niet zo lang. Want niet willen
nadenken.
De taxi-chauffeur wist de weg naar het huis van Swaan niet. Op de radio
was een interview over een vrouw met kanker die er een toneelstuk over
had gemaakt. Ik vroeg of hij de zender wilde veranderen, maar hij
begreep me niet en zette het harder. Bij Swaan thuis kregen we thee en
een stroopwafel, van lieve en sterke M. Dat was fijn.
Toen moest ik weg, naar de Melkweg, naar Madrugada. Door.
Ik trapte de pedalen van mijn fiets extra hard. Ik keek uit over het IJ en probeerde nog steeds niet na te denken.
Dat lukte aardig, wonderwel.
Geef een reactie