In de pittoreske lunchroom annex bakker was het druk maar aangenaam. Er straalde een rust uit van de mensen, het eten, het personeel en de grote, zwarte kater op de vensterbank. We nestelden ons aan een tafeltje in een nisje en bestelden een grote pot thee en warme broodjes.
Aan de grote tafel in het midden van de zaak kwamen drie vrouwen zitten. Ze hadden allemaal een kind van een jaar of drie, vier. De vrouwen zakten vermoeid in hun stoelen, deden hun jas uit en de jas van hun kinderen en gingen zitten voor een uitgebreide lunch en een goed gesprek met elkaar. De kinderen lieten ze vrij.
Het spierblonde meisje ging als eerste. Rondjes rennen om de tafel. De jongetjes gingen er al snel achteraan. Door de krappe ruimte tussen grote tafel en kleine tafeltjes, waren er veel obstakels te overwinnen. Het meisje viel. Het meisje huilde. Hard. De mensen in het caf? deden oeh en aah en hadden medeleven met het gevallen kind. De moeders waren aan het kletsen en lieten de kinderen vrij.
De kinderen waren moe. Ze hadden rode wangen en een manische blik in hun ogen. Na het rennen kwam het benaderen van andere klanten. En toen, alsof iemand het teken had gegeven, begonnen ze alle drie als een gek te krijsen.
Hard.
Heel hard.
Ze hingen aan de stoelen van hun moeders. Ze schreeuwden om aandacht. Ze huilden zich moe. De vrouwen waren met elkaar in gesprek en lieten de kinderen even voor wat ze waren. De gasten in het caf? keken elkaar hoofdschuddend aan. Het gekrijs werd erger, hysterisch, pijnlijk. Stembandproblemen. Er waren drie kinderen bezig om iedereen gillend gek te maken. De serveerster verontschuldigde zich. De pittoreske tegeltjes op de muur weerkaatsten het geluid. Er rekenden mensen af.
Maar de vrouwen waren in gesprek. En lang ook.
Geef een reactie