'Het ziet er keurig uit', zei de mondhygiëniste, 'je hebt de tips van de vorige keer goed opgevolgd.'
Het is altijd fijn om complimenten te krijgen.
Ik had geen idee welke tips ik vorige keer had gekregen.
'Ik zie veel minder tandsteen, dus dat poetsen van je tandvlees gaat beter.'
Ohja!
Na 31 jaar was ik erachter gekomen dat je niet alleen je tanden moet poetsen, maar ook een stukje van je tandvlees.
Het was binnengekomen als een schok. Waarom noemen we het dan ook tandenpoetsen en niet tandenenstukjetandvleespoetsen?
Ik denk juist daarom.
De beoefenaars van het vak mondhygiënistiek hebben gedurende mijn leven een baandoorbrekender ontwikkeling doorgemaakt dan de onderzoeken naar kanker. Vroeger was de mondhygiëniste een wat oudere vrouw, die erop uit was mij te pijnigen. Ze had geen sociale vaardigheden, maar wel ferme spierballen die je terug de stoel induwden als je wilde ontsnappen. Als je weg mocht, kon je minstens drie dagen niet normaal kauwen. Al het tandvlees was tot bloedens toe opengekrabd en verkeerde in opgezwollen staat in je mond.
Hoe ouder ik werd, hoe jonger de dames van de mondhygiëne leken te worden. Zachtaardig en vriendelijk en net van school. Die van gisteren spande de kroon. Alsof ik in een massagestoel lag, in plaats van in de wachtkamer voor de dood, behandelde ze mijn gebit, onderwijl met een zoetgevooisde stem fluisterend, zodat ik welhaast in slaap viel. Met haar fluwelen haakjes verwijderde zij elegant de zaken die niet in mijn mond moesten verkeren.
'Heb je net drop gegeten?', vroeg ze.
Ik schrok wakker.
Doe je zo je best, om goed gepoetst ten ijs te komen, denken ze dat je drop eet!
'Uh, auuijk, i', zei ik.
'Oh sorry, ik haal even dat ding uit je mond.'
'Nee, natuurlijk niet, ik ging toch hierheen?', zei ik.
'Gebruik je spoelwater?'
'Euh…, nee?'
'Je tong is zwart.'
Ze pakte een spiegeltje en liet me kijken. Mijn tong was zwart als ebbenhout. De mondhygiëniste had al tien minuten in mijn mond gekeken toen ze er eindelijk over durfde te beginnen. Ik leek Dracula. Alsof ik meters trekdrop had gegeten.
'Heb ik een dodelijke ziekte?', vroeg ik haar.
'Dat weet ik niet', zei ze. 'Maar misschien heb je iets zwarts gegeten?'
Twee boterhammen met kaas, dat was het enige.
De wijn, van eergisteren.
'Ik heb eergisteren wijn gedronken', zei ik.
'Wat was dat voor wijn?', vroeg ze verschrikt.
Ik vermoedde dat ze te jong was om te drinken.
Ze gaf me de tip mee om bij het tandenpoetsen ook een keertje mijn tong mee te poetsen.
Gisteren poetste ik twee keer mijn tanden, twee keer een stukje van mijn tandvlees, en twee keer mijn tong.
Hij is nog steeds zwartgeblakerd.
Geef een reactie