Ziekenhuisbezoek, ben ik achtergekomen, is volstrekt asociaal.
Je bezoekt degene die ziek is, en in mijn geval de komende tijd niet kan lopen, op vrijwillige basis. Of jouw bezoek ook op vrijwillige basis wordt ontvangen, moet je maar hopen.
Je komt van buiten.
Degene die je opzoekt, is binnen.
Dat is het eerste asociale.
Dan klaag je erover dat het in de lift van het ziekenhuis wel heel erg warm is.
Als je op de afdeling komt, en je de pati?nt die je bezoekt in een rolstoel ziet, zeg je, oprecht: ‘Dat doe je heel handig, je gaat echt vooruit’, terwijl je zelf bijna struikelt over een andere pati?nt die in een rolstoel aan komt rollen. En je weet je duidelijk ook geen raad als jouw pati?nt dan zegt: ‘Zullen we op het balkon gaan zitten?’ en je denkt: ‘Ja maar daar zit een drempel’ en dat jouw pati?nt dan zegt ‘Je moet me erover heentillen, duh’.
En dat je dat dan doet alsof het niets is.
Alsof je dat anderhalve week eerder ook zou hebben gedaan.
Dan eet je kersen, omdat iemand die heeft meegenomen. Heerlijke, dikke kersen.
De pati?nt eet in het ziekenhuis dagelijks voor drie weken fruit, maar jij hebt in geen tijden meer van die vitaminen binnengekregen en hapt er lustig op los.
Je maakt een grapje van het feit dat het enige bakje dat voor de kersen aanwezig is, een kotsbakje is, zo’n niervorming kartonnen geval.
Haha.
Ha.
Je luistert, ook oprecht, maar dat maakt alles niet minder asociaal, naar de verhalen van de pati?nt, die, gelukkig, amusant zijn en geestig en je bent blij dat het gemoed van de pati?nt zo goed is. Blij. Echt.
En dan komt het echte asociale: je gaat weg.
‘Ik moest maar weer eens op huis aan’, zeg je. En je laat die pati?nt, die jou net alles heeft gegeven, alleen.
Je stapt die zweterige lift in, je loopt door de lange ziekenhuisgang en je bent zo blij dat je weer buiten staat.
Loopt, staat.
Je kunt lopen.
Je hebt alle vrijheid om te gaan en staan waar je wilt.
En de pati?nt zegt ‘Dank je wel dat je er was’.
Alsof het ook maar enige inspanning kost.