“Staat deze weg wel op de kaart?”
“Nee.”
“We zijn die 1/2 mile allang voorbij.”
“Rij nou maar door.”
“Maar dit leidt tot niets, ik kan me echt niet voorstellen dat hier nog een hotel zou zitten.”
En dan doemt het op.
Aan het einde van de weg, een paar mile na het verlaten van het weggetje dat nog op de kaart stond, staat een meesterlijk Georgian manor. Het is zowel indrukwekkend als overduidelijk ver boven ons budget.
Maar het is het einde van de dag, en op zoek naar een leuke slaapplek kwamen we net door een afzichtelijk nieuwbouwdorp. In onze spijkerbroeken en op onze gympjes lopen we het hotel in.
De ontvangsthal is enorm, vol grandeur, oud, maar prachtig gerestaureerd. Er ligt een hondje te kwispelen onder een tafel en er liggen wat kranten en tijdschriften schots en scheef op een bankje. Het geeft de ruimte ondanks de grootsheid een huiselijk gevoel. Vol verwachting lopen we de hoek om.
“I’m sorry, we’re booked”, zegt een lange vrouw op hoge hakken, met een glimlach om haar mond. De glimlach verklaart zich later. “Of nou, we hebben wel nog één kamer.”
Ze peilt onze reactie.
“Maar die kost 350 pond per nacht.”
“Haha.”
“Ik ben bereid jullie korting te geven”, zegt ze, terwijl ze ons monstert met die glimlach nog om haar lippen. “Als jullie hier vanavond eten, dan mogen jullie de kamer hebben voor 100 pond. Zal ik de kamer even laten zien?”
Een beetje giechelend lopen we achter haar aan.
Ze zwiert twee brede trappen op, een indrukwekkende gang door.
Ze opent de kamer en gaat ons voor.
Wij schuifelen naar binnen.
Ik weet niet meer wat ik als eerste zie. De overweldigende ruimte. Het uitzicht uit de vele ramen, op de groene en gele weilanden aan de ene kant en de zee en het strand aan de andere kant. De strakblauwe lucht. De erker, waar een zithoek is gemaakt waar een heel gezin kan zitten. Het zitje bij het dressoir met de hoge spiegel. Het hoekje waar koffie en thee voor ons klaarstaat. Het bed?
“Wow, not quite what we expected”, maar het klinkt als “Wow, specthad.”
Ik merk dat ik me nog niet heb bewogen, ik sta nog steeds in de deuropening.
Alsof ik voel dat dit niet voor mij is.
Dan opent de vrouw met een sierlijk gebaar de ensuite-deuren, aan het einde van het vertrek.
“And this…”, zegt ze. “…is the bathroom.”
Ik begin onbedaarlijk te blozen.
“We’ll do it”, hoor ik mezelf zeggen, zodra ik mijn spraak heb teruggevonden.