Daar ging ik. Op weg naar de S-Bahn Prenzlauerallee. Met al mijn bagage: aan mijn arm mijn grote rolkoffer die tijdens het verblijf steeds zwaarder was geworden, op mijn rug een volle rugzak met onder andere mijn laptop, en op mijn borst mijn gewone tas. Daarnaast aan mijn andere arm: mijn leenfiets. Aan mijn lijf: alle kleren die niet meer in de koffer pasten.
Uitgerekend op dat moment besloot Berlijn dat het gedaan was met de aanhoudende kilte. De zon brak in al haar enthousiasme door het wolkendek, de temperatuur steeg subiet met tien graden en daar liep ik: kilo’s bagage aan de ene hand, een onhandige fiets aan de andere, een rug die door de zwaartekracht naar achteren werd getrokken en kleding genoeg aan voor een hele winter.
“Eine wundervolle Komposition!”, riep een straatwerker lachend naar me toen ik langsliep. De andere voorbijgangers zeiden niets, maar keken wel op. Ik was nog maar 200 meter van mijn vertrekpunt verwijderd en ik moest nog zeker 800 meter lopen tot de S-Bahn. Toch voelde ik het zweet nu al bij mijn haargrens opkomen.
De fiets zou meegaan in de S-Bahn. Dan zou ik de U9 nemen, daar zou ik uitstappen, weer een kilometer lopen en dan op mijn laatste logeerplek de bagage droppen. Daarna zou ik terugfietsen naar de U9, weer de S-Bahn nemen en de fiets terugbrengen naar de rechtmatige eigenaar in het verre Westen: een vriendin van mijn Duitse vrienden die onbaatzuchtig haar fiets aan een onbekende Nederlandse had willen uitlenen.
De leenfiets, mijn grote vriend tijdens mijn verblijf, was een originele Sparta, met een sticker op het spatbord met Holland Fiets erop, een AXA-slot, drie versnellingen en één handrem. De fiets zag heel Kreuzberg. De fiets zag heel Prenzlauerberg. De fiets zag een groot deel van Mitte, zag de S-Bahn, de U-Bahn, de drukste straten, de straatjes achteraf. Hij ging mee over klinkers, over keitjes, over asfalt, over de stoep, over zand en over gras. Hij ging door regen en zonneschijn, bergopwaarts en bergafwaarts.
Na 500 meter besloot ik toch maar voor de nog wundervollere Komposition te gaan. Toen niemand keek, ging ik zitten op het zadel en begon ik te fietsen. De rolkoffer, eerder al een echte herrieschopper, maakte door de snelheid nog veel meer lawaai. Hij rukte met veel geweld aan mijn linkerarm. Nu keken ook de mensen aan de andere kant van de straat op. Daar ging ik: een grote, Nederlandse vrouw op een te kleine Sparta, met kilo’s bagage als een kerstboom om haar lijf en een grote, lawaaimakende rolkoffer aan haar arm. De brug af.
Twee keer gleed de koffer door een stoepje uit mijn hand. Beng, koffer op straat, remmen, afstappen, teruglopen. Nonchalant glimlachen. Excuses maken aan andere fietsers. Mijn linkerarm leek te zijn afgerukt. Een vreemde combinatie van gevoelloos en pijn. “Je bent zeker een Nederlandse!”, riep iemand me na. In de S-Bahn was iedereen boos, omdat ik met mijn fiets, koffer en tassen drie zitplaatsen innam. Mijn gezicht was rood en bezweet.
Uiteindelijk bracht ik de fiets terug in het verre Westen van Berlijn. De dag erna had ik spierpijn op plekken die ik niet vermoedde te hebben. Maar als ik één tip heb voor toekomstige Berlijn-gangers: huur een fiets. Fietsen door Berlijn is een geweldige ervaring.
