Ik was mijn auto aan het wassen.
Voor mij is dit ook nog steeds een zin waarvan ik niet kan geloven dat hij klopt.
Ik zou ook kunnen zeggen: ik was mijn cabrio aan het wassen.
Maar dat zou toch wat over
Ik was mijn cabrio aan het wassen. Schaars gekleed, zoals het een autowassende vrouw betaamt.
Met een beetje zweet, vanwege de zomerzon, en een goed geplaatste smeerveeg over mijn wang en mijn decolleté.
De auto was vies, dus ik kreeg loon naar werken.
Ik overdacht mijn leven en hoe het toch zover gekomen was, en ik kon niet anders dan in mijn nopjes zijn met mijn auto cabrio. Ik was content.
In de verte kwam een jongen aangelopen. Een breedgeschouderde jongeman in de bloei van zijn leven. Zo’n god voor de meisjes in de zesde. Zo’n testosteronbom waar ik nooit iets mee kon, maar van wie ik desondanks hoopte dat hij mij zag staan.
Wat nooit gebeurde.
Want ondanks mijn lengte kon ik zomaar totaal onzichtbaar zijn.
Hij had een ontbloot bovenlijf.
Zijn torso was gebruind en jeugdig strak.
Waar ik eerder nog loog over de goed geplaatste smeerveeg op mijn decolleté en waar ik moet toegeven dat ik slechts uit praktische overwegingen schaars gekleed was, was dit de enige echte waarheid.
De testosteronbom met ontbloot bruin bovenlijf kwam op me af.
Het was duidelijk dat hij mij moest hebben.
“Vette bak”, zei hij.
Hij liep door terwijl hij zijn duim omhoog stak.
“Dank je wel”, zei ik.
Net iets te snel.
Ik bloosde en kon een brede glimlach niet onderdrukken.